-
1 een edelsteen in goud zetten
een edelsteen in goud zettenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een edelsteen in goud zetten
-
2 edelsteen
-
3 een valse edelsteen
een valse edelsteenan imitation stone/gemVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een valse edelsteen
-
4 zetten
1 [doen zitten] seat3 [bepalen] set6 [met kracht beginnen] set to7 [opwekken] set9 [zijn vaste vorm krijgen] set♦voorbeelden:zich aan tafel zetten • sit down at tableeruit zetten • eject, evict, throw outalle conventies opzij zetten • set aside all conventions, be unconventionalzet je auto aan de kant • pull up at the sideiemand achter de tralies zetten • put someone behind barseen edelsteen in goud zetten • set a jewel in goldhet eten op tafel zetten • serve dinnereen schip op het land zetten • run a ship ashoreeen ladder tegen de muur zetten • set a ladder against a wallzet dat maar uit je hoofd! • get that out of your headiemand uit een vereniging zetten • drop someone from a clubin elkaar zetten • 〈 machine〉 fit/put together, assemble something; 〈 vlug of slordig〉 knock together; 〈 plannetje〉 contrive, think uphet op een lopen zetten • (make a) run for ithet op een zuipen zetten • hit the bottle10 letters zetten • compose/set typehet zetten • typesetting, composingik zet er vijf pond op (dat) • I bet you five pounds (that)¶ zet de muziek harder/zachter • turn up/down the musicdat kan zij niet zetten • she can't stomach thatzich ergens toe zetten • put one's mind to something -
5 Fassung
Fassung〈v.; Fassung, Fassungen〉3 kalmte, zelfbeheersing ⇒ innerlijk evenwicht♦voorbeelden:die verschiedenen Fassungen eines Begriffes • de verschillende definities van een begrip3 (die) Fassung behalten, bewahren • zijn kalmte, zelfbeheersing bewarenjemanden aus der Fassung bringen • iemand van zijn stuk brengenetwas in, mit Fassung ertragen • iets met kalmte verdragen5 die Fassung eines Problems • het vatten, begrijpen van een probleem -
6 mood ring
ring die een edelsteen bevat die van kleur verandert afhankelijk van de temperatuur van de huid (was populair gedurende de latere 70-er jaren) -
7 sertir
-
8 die Fassung eines Edelsteins
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > die Fassung eines Edelsteins
-
9 pierre
pierre [pjer]〈v.〉1 steen ⇒ gesteente, rots♦voorbeelden:âge de (la) pierre • stenen tijdperkpierre à briquet • vuursteentjepierre à chaux • kalksteenpierre aux fées • reuzensteen, megalietpierre à feu, à fusil • vuursteenc'est une pierre dans ton jardin • die (opmerking) kun je in je zak stekenpierre à plâtre • gipspierre de taille • gehouwen steen, blok natuursteenpierre spéculaire • glimmer, spiegelsteenpierre tombale • grafsteenune pierre à aiguiser • een slijpsteenapporter sa pierre à l'édifice, à l'ouvrage • zijn steentje bijdragenfaire d'une pierre deux coups • twee vliegen in één klap slaanil gèle à pierre fendre • het vriest dat het kraaktjeter la (première) pierre à qn. • iemand de schuld gevenun jour à marquer d'une pierre blanche • een gedenkwaardige dagtomber comme une pierre • als een baksteen naar beneden vallenpierre à pierre • steen voor steen; stukje bij beetjede pierre • van steen, stenen 〈 ook figuurlijk〉un coeur de pierre • een hart van steenses traits s'étaient faits de pierre • zijn, haar gezicht stond strakdur comme une pierre, comme la pierre • keihard, bikkelhardpierre (précieuse) • edelsteenmalheureux comme les pierres (du chemin) • diep ongelukkig————————pierre (précieuse)f1) steen2) edelsteen -
10 caillou
〈m.〉♦voorbeelden:cailloux d'empierrement • straatkeientas de cailloux • steenhoop, grindhoopcasser des cailloux • keien kloppenmarquer qc. d'un caillou blanc • iets als een mijlpaal beschouwenavoir un caillou à la place du coeur • een hart van steen hebben1. m1) kiezelsteen2) edelsteen, diamant3) kale knikker2. caillouxm pl -
11 stone
adj. stenen, van steen--------adv. steke(blind), steen(koud), brood(nuchter), mors(dood)--------n. steen; edelsteen; pit; stenen--------v. met stenen gooien, stenigen; van stenen of pitten ontdoenstone1[ stoon] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: in betekenis 0.3 ook stone〉♦voorbeelden:3 he weighs 14 stone(s) • hij weegt 14 stone/90 kilorolling stone • zwerver————————stone2〈 werkwoord〉 -
12 steen
♦voorbeelden:zo hard als steen • dur comme la pierrekoud als steen • glacéII 〈de〉1 [stuk steen in zijn natuurlijke vorm; ook als bouwmateriaal] pierre ⇒ 〈 klein〉 caillou 〈m.〉⇒ cailloux 〈 meervoud〉4 [dobbelsteen] dé 〈m.〉♦voorbeelden:er is me een steen van het hart gevallen • me voilà soulagé d'un grand poids〈 figuurlijk〉 de eerste steen naar iemand werpen • jeter la première pierre à qn.als een steen op de maag liggen • peser sur l'estomac -
13 Stein
〈m.; Stein(e)s, Steine〉2 pit, steen♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 das könnte einen Stein erbarmen, erweichen • dat zou een stenen hart kunnen vermurwen3 einen Stein schlagen • een stuk, steen slaaneinen Stein setzen • een steen, stuk verplaatsen, een zet doen¶ 〈 informeel〉 bei jemandem einen Stein im Brett haben • bij iemand een wit voetje hebben, bij iemand in de gunst staan〈 spreekwoord〉 wer im Glashaus sitzt, darf andere nicht mit Steinen bewerfen • wie in een glazen huis woont, moet niet met stenen gooien -
14 steen
1 [harde delfstof] stone♦voorbeelden:II 〈de〉2 [als bouwmateriaal] stone ⇒ 〈 baksteen〉 brick, 〈 plavuisvormig〉 slab, 〈 kinderhoofdje〉 cobble(-stone)♦voorbeelden:de eerste steen (naar iemand) werpen • throw/cast the first stone (at someone)als een steen op de maag liggen • be indigestibleergens een steentje toe bijdragen • do one's bit towards something; chip in with 〈 bedrag〉/towards 〈 doel〉de eerste steen leggen • lay the first stonegeen steen op de ander laten • not leave a stone standingeen ring met een steen • a ring set with a stone -
15 jewel
n. juweel; edelsteen; parel; een dierbaar persoon--------v. met juwelen versieren; met juwelen tooien[ dzjoe:əl] -
16 inzetten
3 [in actie laten komen] bring into action♦voorbeelden:de achtervolging inzetten • set off in pursuiter de pas inzetten • walk at a brisk pace3 troepen inzetten • bring troops into action, deploy troops2 [met betrekking tot een veiling] start♦voorbeelden:zijn geld inzetten op (rood) • stake/put one's money on (red)2 de veilingmeester zette in op vijftig gulden • the auctioneer started the bidding at fifty guilderste hoog/te laag inzetten • start too low/high1 [beginnen] set in♦voorbeelden:IV 〈wederkerend werkwoord; zich inzetten〉1 [zijn best doen] do one's best♦voorbeelden: -
17 slijpen
-
18 crown
n. koninklijke kroon; decoratief hoofddeksel; hoofdkrans; bovenste gedeelte van hoofd; top, hoogtepunt; personificatie; gedeelte van de tand boven het tandvlees; kunstmatige kroon op tand of kies; vroeger Engels muntstuk--------v. kronencrown1[ kraun] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (blader/bloem)krans2 〈 vaak Crown〉 (konings)kroon ⇒ 〈 figuurlijk, steeds met the〉 vorstelijke macht/heerschappij; regering; 〈Brits-Engels; juridisch〉 openbare aanklager4 〈 benaming voor〉hoogste punt/bovenste gedeelte ⇒ (hoofd)kruin; boomkroon/kruin; (heuvel)kam/kruin; corona, kroon 〈van tand/kies, ook als prothese〉, jacket(kroon); kroon 〈 van edelsteen〉♦voorbeelden:succeed to the crown • op de troon komen————————crown2〈 werkwoord〉1 kronen2 bekronen ⇒ belonen, eren3 kronen ⇒ de top vormen/bedekken van, sieren4 voltooien ⇒ (met succes) bekronen, de kroon op het werk vormen/zetten♦voorbeelden:1 crowned heads • gekroonde hoofden, regerende vorstencrowning touch • klap op de vuurpijl -
19 girdle
n. gordel; riem; buikriem--------v. omringen; vastmaken van een gordelgirdle1[ gə:dl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————girdle2〈 werkwoord〉1 omgorden ⇒ insluiten, omringen♦voorbeelden: -
20 kas
5 [holte waarin iets gevat is] 〈m.b.t. kies〉 alvéole 〈v.〉 ⇒ 〈m.b.t. oog〉 orbite 〈v.〉 ⇒ 〈m.b.t. edelsteen〉 chaton 〈m.〉♦voorbeelden:naar de kas gaan • passer à la caisseeen gescheiden kas voeren • faire bourse à partde kas houden • tenir la caissede kas opmaken • faire sa caissede kas sluit • la caisse est exactekrap bij kas zitten • être à court d'argentgoed bij kas zijn • être en fondsgeld in de kas storten • alimenter la caissein kas hebben • avoir (une somme) en caissehij is er met de kas vandoor gegaan • il est parti avec la caisseper kas • au comptant
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Hund — 1. A guate Hund ve laft se nit1 u2 an schlecht n is kua Schad. (Unterinnthal.) – Frommann, VI, 36, 63. 1) Verläuft sich nicht. 2) Und. 2. A klenst n Hund na hengt mer di grössten Prügel ou (an). (Franken.) – Frommann, VI, 317. 3. A muar Hüünjen a … Deutsches Sprichwörter-Lexikon